Durven verwachten en verlangen

Wat verwacht je van je leven? Wanneer je jong bent, verwacht je er veel van. Als je ouder wordt, word je wel wijzer. Een proces van uitzuivering, tot het ene overblijft dat er werkelijk toe doet.

Durven verwachten en  verlangen

We hoorden een stukje van het voorwoord op het evangelie volgens Marcus. Het gaat over Johannes de Doper, een figuur op de áchtergrond. Het gaat immers niet om hém, hij wijst énkel de hoofdpersoon van het hele verhaal aan: een mens over wie de profeten van het Eerste Testament al hebben gedroomd, iemand die groter en sterker is dan hijzelf. Hij introduceert die mens en legt uit wat de grote lijnen zullen zijn van diens boodschap en levensverhaal: thuískomen, door het donker heen aan het lícht komen, bevríjd worden uit wat een mens klein en angstig houdt, bekéring tot het ware leven, wat ‘zónde’ is áchter je laten. ‘Begin van de blijde boodschap van Jezus Christus, bereidt zélf de weg van de Heer, begin zélf met wat met Jezus Christus begónnen is.’ Heel het verhaal van Marcus is verder één grote uitleg van dat begin. Want het is belángrijk om te weten hóe het heil begínt en tot ons komt, zodat ook wíj de weg van de Heer kunnen bereiden. In zekere zin wordt heel ons leven hier samengevat: hopen en geloven dat het échte nog moet komen, en wij wachtende zoekers zijn: Adventsmensen.

Waar Johannes de Doper op vooruít loopt, is daarom een vraag die aan ieder mens, in diens hart, wordt gesteld: ‘waar wacht je eigenlijk op, wat verlang je, hoe ga je daarmee om, hoe ga je om met wat je ten diepste zou willen, wat heb je uiteindelijk nodig om te kunnen leven, in de volle zin van dat woord?

‘Laat je dopen,’ zegt Johannes, ‘begin ermee, vandaag nog.’ Dopen: denken we aan onze eigen doop. Je was geboren, je werd de kerk binnengedragen en daar symbolisch, door het doopwater heen, opnieuw uit de moederschoot gehaald, om duidelijk te maken: dit kind is wel door twee mensen gemaakt en verwacht, maar het mag zich niet en nooit het product van ándere mensen voelen. Een mens is altijd méér dan het resultaat van ándermans verwachtingen, méér dan zijn omgeving, zijn afkomst, zijn sociale status. Een mens komt eerst en vooral voort uit de handen van God, als Gods eigen evenbeeld (Gen. 1, 26), als een wezen wiens hoofd tot in de hemel reikt en wiens hart heel de aarde omspant: groot, vrij, waardig, met een naam niet enkel bij de burgerlijke stand, met een volstrekt eígen naam die staat geschreven in Gods hand (Jes. 49, 16). Dat is dopen, een kínd.

Wíj hier zijn geen kinderen meer, wij zijn net als de toehoorders van Johannes de Doper volwassen mensen: het oude product van een heel verleden. Maar ook tot óns zegt Johannes: ‘laat je dopen, niet zozeer door míj met water, maar door hém, met góddelijke geestkracht; laat je dopen, en begin opnieuw; ontdek wie je wérkelijk bent; wáág te denken en te doen wat je nooit hebt durven denken en doen omdat je nu eenmaal een heel leven achter je aan sleept; wáág het om zó te zijn zoals je oorspronkelijk, vanaf den beginne, door God bedoeld bent.’ Als nieuw beginnen dus, elke morgen (Jes. 50, 4), want God is altijd nieuw, tot op onze laatste dag, geen eínde maar een begín. We zijn zoveel rijker dan we zelf geloven, ons hart is zoveel groter dan we vermoeden, we zijn oneindig méér dan het product van onze levenslange gewoonten en onze grotere en kleinere angsten. We lijken niet zozeer op onze oúders, we lijken veel en veel meer op Gód, en hij, God, blíjft verwachten om uit ons geboren te worden, een níeuwe mens. Dat is ‘het begin van de blijde boodschap van Jezus Christus,’ van niemand anders dus dan van ‘de eigen zoon van God.’

Vraag: als je ouder wordt, oud bent, gaat dan dit verwachten over? ‘Ik dien mijn tijd wel uit’ zeggen mensen soms, alsof ze leven in een saai soort wachtkamer. Maar wachten is nog geen vérwachten, nog geen verlángen. Wat verwachten wij, hier, als oudere, oude en heel oude mensen? Romano Guardini zei het ooit zo, ik weet niet meer waar, maar zijn woorden zijn in mij beklijfd. Zoiets als dit. Als je jong bent, leef je voornamelijk éxtensief, horizontaal, in de breedte. Je kunt veel, je wilt veel, je doet veel, haastig en snel. Als je ouder wordt verandert dat. Je gaat íntensiever leven, verticaal, de hoogte en de diepte in. Je wilt en kunt horizontaal mínder, maar je doet wat je doet wel intensiever. Je verwachtingen worden minder in aantal, maar wat je verwacht gaat dieper en hoger, van beneden naar boven. Je verlangen naar God verdiept zich, wordt ontdaan van de vele franjes en bijgelovigheden, wordt zuiverder. God wordt onbegrijpelijker, ongrijpbaarder, jouw verlangen naar hem inténser. Je wilt hem zien, hem ontmoeten in je krimpende wereld, en je weet dat je je daarvoor moet ontdoen van alle lengte en breedte om de hoogte en diepte van hem te kennen. De horizontale beweging wordt minder, de verticale beweging neemt de overhand. Twee lijnen die een kruis vormen. Het is het eigen charisma van het ouder worden: om horizontaal te sterven en verticaal tot leven te komen.

Johannes de Doper zegt ons vandaag: hoe ons leven ook is gelopen, wat we ook hebben meegemaakt, ook wíj, jonge oude volwassenen of oude oude volwassenen, wij kunnen gedoopt worden met geest, met Gods eigen levenskracht die leeft in ons hart, in onze dromen, in onze verlangens, een heilige en helende geest, een kracht die van binnenuit ons vol maakt, een geest die nieuw maakt en léven geeft, écht leven, ééuwig leven.

Elk jaar wordt het Advent, het begin van een nieuw kerkelijk jaar, elk jaar horen we opnieuw onze roeping, als méns en als chrísten, individueel en gemeenschappelijk: om in onszelf en in elkaar verlangens te ontketenen en een nieuw begin mogelijk te maken. Het begín van een nieuwe mens naar Gods hart, Gods beeld en gelijkenis, een mens die het begín is van die nieuwe, die andere en betere wereld waarover de oude profeten hun visioenen hadden, het begín van Gods Rijk. Want zó wordt midden onder ons steeds opnieuw de wáre mens geboren, de mens wiens burgerlijke naam Jezus is, Ton, Coen, Trees of Riet, met of zonder kloosternaam, iemand uit Nazareth, Denekamp of Jakarta, een mens wiens échte naam is: ‘eígen kind van God.’ Leven we zó naar Kerstmis toe. Amen

André Zegveld