Maar wat heb ik lief wanneer ik Jou, God, liefheb?

Augustinus heeft er intens over nagedacht: wat heeft een mens lief wanneer die mens God liefheeft? En hij heeft het ervaren: God is dichterbij dan je denkt, Hij is het leven van je leven.

Maar wat heb ik lief wanneer ik Jou, God, liefheb?

‘Ik twijfel er niet aan, Heer. Ik ben er innerlijk zeker van: ik heb Jou lief. Maar wat heb ik lief als ik Jou liefheb? Niet een mooi lichaam, geen charmerende pracht die maar even duurt, niet de glans van het licht waar mijn ogen zo van houden, geen zoete melodieën van allerlei liederen, niet de heerlijke geur van bloemen, parfums of zalf, geen manna en geen honing, geen lief lichaam dat wordt omhelsd. Dat alles heb ik niet lief wanneer ik mijn God liefheb. En toch: ik heb, wanneer ik mijn God liefheb, zoiets lief als een licht, een stem, een gerecht en een omhelzing. Want Hij is licht, de klank van een stem, geur en spijs, een omhelzing van mijn innerlijke mens. Daar licht voor mijn ziel op wat niet aan plaats gebonden is, daar klinkt wat aan de tijd ontsnapt, daar is een geurige adem die nergens vandaan komt, daar wordt proeven niet minder door gretig te eten, daar wordt omhelsd zonder er ooit genoeg van te krijgen. Dat heb ik lief als ik mijn God liefheb. Maar wat is dat dan? En wie ben ik dan? Wanneer ik zoek naar Jou, mijn God, dan zoek ik naar een leven dat mij echt gelukkig maakt.’
[Belijdenissen, X/8.9.29]

God, U roept ons tot leven. Geef het ons: dat wij ons altijd vol verbazing zullen verwonderen over wat schoonheid is in onze wereld en goedheid: muziek, bloemen, licht, en bovenal de mensen die ons openmaken voor de verten van vriendschap en solidariteit. We bidden het U door Jezus Christus, uw Zoon en onze broeder. Amen.
(Une Annéé avec S. Augustin, éd. S. Grasser, 2013, 134
)